Begroting 2019

§2. Weerstandsvermogen en risicobeheersing

b. Inventarisatie weerstandsvermogen/capaciteit

De weerstandscapaciteit (peil VJN 2018) bestaat met name uit de volgende componenten:

Reserves met een bufferfunctie (incidenteel, circ € 9,4 mln)
De hoogte van de “algemene reserve” (€ 5,215 mln) is in overeenstemming met de opvattingen van de Provincie en de Nota Reserves en Voorzieningen (rekening houdend met separate reserve voor sociaal domein; die evenwel onder druk staat). Als additionele buffer is beschikbaar de "vrije ruimte" van de “reserve parkeerfonds exploitatie” (€ 0,446 mln inclusief het resultaat 2017). Verder is de vrije ruimte van de "reserve Essent" beschikbaar als buffer (€ 3,623 mln). De “algemene reserve OBK” fungeert als buffer voor het  opvangen van eventuele niet reeds voorziene risico’s in de grondexploitaties. Deze is echter in 2015 tijdelijk volledig ingezet t.b.v. het centrumplan. Vanaf 2018 groeit deze met circa € 0,13 mln per jaar. Op termijn zal deze weer € 1,25 mln bedragen en daarmee het bedrag van de bufferfunctie weer verhogen.

Vrije ruimte bestemmingsreserves en voorzieningen (incidenteel, PM)
In principe is elke bestemmingsreserve vrij besteedbaar, aangezien de raad er altijd een andere bestemming aan kan geven.  Na aftrek van de hierboven genoemde buffer-reserves en reeds geraamde verplichtingen op de overige bestemmingsreserves (zoals afval, onderwijs, grondexploitatie, sociaal domein, structuurfonds/investeringsambities) resteert naar huidige inzichten ultimo 2022 een “vrije ruimte” van circa  € 3,3 mln aan bestemmingsreserves die volgens het provinciaal toezichtkader bij de weerstandscapaciteit mogen worden betrokken. Een andere aanwending kán evenwel beleidsmatige gevolgen hebben.

Voorzieningen worden gevormd voor verplichtingen, verliezen en risico’s die redelijkerwijs te schatten zijn en die hun oorsprong vinden in het huidige of eerdere begrotingsjaren. Een voorziening moet groot genoeg zijn om het risico of de verplichting te dekken, dus niet te laag, maar ook niet te hoog. Derhalve worden voorzieningen in beginsel niet gerekend tot het weerstandsvermogen.

Stille reserves (incidenteel, PM)
Van stille reserves is sprake indien de reële marktwaarde van de activa (bezittingen) de boekwaarde daarvan overstijgt. Daarvan is bijvoorbeeld sprake als het bezit al geheel of gedeeltelijk afgeschreven is, maar nog wel bruikbaar voor een geïnteresseerde koper. Vaak worden als stille reserves genoemd gronden, gebouwen en aandelen. Praktisch gezien moeten deze bezittingen ook verkoopbaar zijn, willen zij dienen als weerstandsvermogen. Als dat zo is, doet zich tot slot nog het probleem voor van waardebepaling.

De gemeente Kerkrade heeft nog diverse gronden, gebouwen en aandelen in bezit waarvan de marktwaarde de boekwaarde zou kunnen overstijgen. De meeste daarvan zijn echter niet verkoopbaar, bijvoorbeeld de gronden in een groengebied, het raadhuis, het stadskantoor of de onderwijsgebouwen.
In het verleden zijn verkoopbare stukken groen en gebouwen die als niet-strategisch werden beschouwd reeds gedeeltelijk afgestoten. Deze beleidslijn wordt voortgezet. Verder zijn er, na de afronding van de verkoop van de aandelen Essent in 2009 en Attero in 2014, voor het huidige aandelenbezit geen concrete plannen om deze met boekwinst af te (kunnen) stoten. Wel heeft in 2014 de Provincie vrijblijvend gepolst bij de Limburgse gemeenten in hoeverre interesse bestond om aandelen Enexis aan de Provincie te verkopen. Daarmee zou toch voldaan kunnen worden aan de wettelijke eis dat Enexis in overheidshanden dient te blijven. Mede gegeven de bijzonder grote gebleken interesse is de Provincie, alles afwegende, tot de eindafweging gekomen dat het voorshands niet opportuun is dat de Provincie overgaat tot een significante uitbreiding van haar aandelenbelang in Enexis.

Vrije begrotingssaldo (incidenteel per jaarschijf)
Uit de Voorjaarsnota 2018 bleek dat er in meerjarig perspectief sprake is van een oplopend vrij begrotingssaldo, t.w. van € 8.000 in 2018 tot ruim € 4,4 mln in 2022. Een actuele stand van zaken wordt weer gegeven in de Najaarsnota. De resultaten van de meicirculaire 2018, oplopend van +€ 1.000 in 2018 tot -/- € 1,331 mln, stellen echter dit beeld deels negatief bij.

Onvoorzien en onvermijdbaar (structureel, € 228.000 exploitatie en € 58.000 investeringen)
In de begroting is in de exploitatie opgenomen de jaarlijkse post “onvoorzien”. Dit betreft een structurele post van in totaliteit € 228.000. Dit bedraagt circa 0,5% van het zogenaamde “genormeerde uitgavenniveau” (exclusief sociaal domein). De Provincie hanteerde in het verleden een norm van 0,6%, maar schrijft geen dwingend percentage meer voor. Het risicoprofiel en de risicobeheersing van de gemeente acht de provincie in dit opzicht van meer belang. In het Financieel Verdiepingsonderzoek 2016 van de Provincie zijn hierover geen bijzondere opmerkingen gemaakt, behoudens het goed (blijven) volgen van de risico’s. Zie in dit verband ook de paragraaf “weerstandsvermogen en risicobeheersing”. Daarnaast is in het investeringsprogramma een jaarlijkse post “onvermijdbaar” opgenomen van € 58.000. Dit vergroot de beschikbare middelen voor onvoorziene omstandigheden.

Deze posten kunnen slechts eenmalig worden ingezet ten behoeve van de dekking van de in de loop van het jaar opkomende incidentele niet voorziene uitgaven resp. investeringen.

Onbenutte belastingcapaciteit
Indien er ruimte bestaat om belastingen en heffingen te verhogen, betekent dit een mogelijkheid om tegenvallers op te vangen. Meer informatie over de belangrijkste belastingen en heffingen is opgenomen in de paragraaf lokale heffingen en in de jaarlijkse Tarievennota. Voor rioolrechten en  afvalstoffenheffing wordt het principe van 100% kostendekkendheid gehanteerd. Ook de meeste leges en overige rechten, zoals opgenomen in de tarievennota, zijn zoveel mogelijk kostendekkend.

Dan blijft alleen nog de OZB als materiële inkomstenbron over. De onbenutte belastingcapaciteit kan worden gerelateerd aan de wettelijk toegestane stijging van het tarief, de lastendruk in omringende gemeenten en aan de zogenaamde artikel 12-norm van de  Financiële Verhoudingswet (FVW).

De limitering van de stijging van het OZB-tarief is in 2008 afgeschaft. De totale OZB-opbrengsten van alle gemeenten samen mogen in 2018 met maximaal 3,1% stijgen, anders kan het Rijk ingrijpen door middel van een korting op het gemeentefonds. Individuele gemeenten kunnen dus een hoger percentage toepassen, mits er ook voldoende gemeenten zijn die een lager percentage toepassen. In het Bestuurlijk overleg financiële verhoudingen (Bofv) vindt nog verder overleg plaats over de toekomst van de macronorm OZB. Zo wordt gedacht aan een "lokale lasten norm". Verder zijn er ontwikkelingen met betrekking tot een mogelijke verruiming van het gemeentelijk belastinggebied.

Voor de jaren vanaf 2019 heeft nog geen verhoging plaatsgevonden t.o.v. 2018. Elke procent stijging betekent jaarlijks circa € 0,1 miljoen extra opbrengst. In relatie tot de lokale lastendruk blijft Kerkrade relatief laag scoren, zie ook de paragraaf lokale heffingen.

Voor de toezichthouder is nog een belangrijke indicator de zogenaamde artikel 12-norm FVW ("redelijk peil"). Voor 2019 bedraagt het normpercentage 0,1905% van de WOZ-waarde. Een gemeente moet, naast andere voorwaarden waaronder 100% kostendekkendheid voor afval en riool, minimaal dat tariefspercentage (gewogen gemiddelde tarief van eigenaar woning en gebruiker/eigenaar niet-woning) hebben gehad om in aanmerking te kunnen komen voor financiële steun van medeoverheden in het geval dat een gemeente in financiële problemen komt te verkeren. Het gewogen gemiddelde Kerkraads OZB-tariefspercentage ligt net als in voorgaande jaren boven de drempel. In deze vergelijking is er dus geen sprake van een onbenutte belastingcapaciteit. Het geeft echter een enigszins vertekend beeld, omdat de gemiddelde WOZ-waarde in Kerkrade laag is ten opzichte van andere gemeenten.